WONEN IN ITALIË – Het auto-ongeluk
Het gebeurde op een warme zomerdag. Ik wist niet dat als het erg heet is en het gaat motregenen de weg spekglad kan worden. Opgewekt reed ik Belvedere Langhe uit en nam een bocht. Opeens leek de auto er met me vandoor te gaan. Hij begon te slippen en het enige dat ik nog kon doen was bijsturen om te voorkomen dat ik van de weg zou raken en naar beneden zou kukelen.
Gelukkig reed ik niet hard. Vlak voordat ik tot stilstand kwam, ging de auto over de kop en bleef tegen een zijwand rechts van de weg liggen. Het enige wat ik dacht was – rustig blijven – terwijl ik daar op m’n kop in de auto zat. Voorzichtig maakte ik m’n veiligheidsriem los. Toen zag ik dat het rechtervoorraam totaal verbrijzeld was en dat ik er doorheen zou kunnen kruipen. Al tijgerend door de glasscherven kroop ik naar buiten. Trillend stond ik naast de auto.
Al gauw stopten er andere automobilisten. De politie werd gebeld en een mevrouw nam me mee naar haar huis en begon m’n bloedende armen te ontsmetten. Ook maakte ze een espresso voor me. Inmiddels was de politie gearriveerd en even later ook een sleepdienst. Ik voorkwam net op tijd dat er ook een ambulance werd gebeld. Ik had wel wat builen en schrammen maar voelde meteen dat ik verder niks mankeerde.
De politie noteerde m’n gegevens, ik ging naar de auto om mijn papieren eruit te halen, ook die waarvoor ik naar de bank in Dogliani onderweg was. Een lieve man van de sleepdienst nam me mee naar Dogliani. Daar belde ik mijn gouden buren: Grazia en Guglio. Guglio zou me meteen komen ophalen. In de garage kreeg ik te horen dat de auto total loss was. De man van de sleepdienst nam me mee naar een andere garage waar ze toevallig een panda te koop hadden staan. Ik was in staat om hem ter plekke te kopen want wat moet je in Mombarcaro zonder auto?
Hoewel ik erg trillerig was, liep ik toch naar de bank om een paar betalingen te doen. Toen ik aan de beurt was en ik een paar bebloede formulieren overhandigde, keek de bankbediende me verschrikt aan. Ik legde uit dat ik net een aanrijding had gehad maar dat ik prima in orde was. “Signora!” hoorde ik opeens roepen. “Wat is er gebeurd?” Daar kwam de directeur van de bank aan, een kittig vrouwtje dat ik nog kende van de overdracht van het huis. Ze nam me mee naar de wc, haalde hansaplast en begon me te verplegen. Ik bibberde nog steeds maar wilde op de een of andere manier me strak aan m’n dagprogramma houden. Blijkbaar was dat op dat moment mijn houvast.
Op een terras wachtte ik op Guglio die al gauw het plein op reed. De dagen erna reed hij iedere dag met me naar Dogliani om de afhandeling van het ongeluk en de aankoop van een nieuwe auto voor mij mogelijk te maken. En binnen een week reed ik alweer voorzichtig rond in een gele Panda, met een Italiaanse nummerbord en foto’s van paus Johannes de XXIIIe op het dashbord. Voor 5000 euro had ik het autootje van een bejaarde man kunnen overnemen.
Een paar weken later zat ik met vrienden in een restaurant in Murazzano te eten. Opeens stond er een man op van een tafeltje en kwam met uitgestoken hand naar me toe. “Signora, hoe gaat het met u? Ik herkende u meteen toen u binnenkwam.” Al sloeg je me dood, ik kon de man werkelijk niet thuisbrengen. Een mevrouw die bij hem aan tafel zat probeerde mij met haar lippen iets duidelijk te maken. Opeens begreep ik het, ze zei iets van: “altri vestiti”, andere kleren. De man die zo hartelijk met uitgestoken hand voor me stond, was de carabiniere van het ongeluk. Hij was daar ter plekke geweest om mijn gegevens te noteren, maar ik was toen zo in de war, ik herkende hem niet meer. Ik moest lachen en schudde hem hartelijk de hand. Ik zei dat het goed met me ging en ik alweer in een ander autootje rondreed.
Weer een aantal maanden later was het ook weer diezelfde carabiniere die me langs de weg aanhield om m’n papieren te controleren. Toen was het zijn beurt om verbaasd te reageren: “Ach maar u bent die mevrouw van die aanrijding in Belvedere Langhe!” Inderdaad ja, de wereld is hier klein.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.